
Jurisprudentie
AU0401
Datum uitspraak2005-07-28
Datum gepubliceerd2005-08-03
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200505837/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2005-08-03
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200505837/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 7 juli 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar (hierna: het college) aan verzoekster met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van 36 appartementen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Alkmaar, sectie F, nummer 7067, plaatselijk bekend Wendelaarstraat/Kooimeerlaan 26 te Alkmaar.
Uitspraak
200505837/2.
Datum uitspraak: 28 juli 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van onder meer:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Hillen & Roosen B.V.", gevestigd te Amsterdam,
verzoekster,
tegen de uitspraak in zaak nos. 05/602 en 05/603 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar van 8 juni 2005 in het geding tussen:
[wederpartij] e.a., wonend te Alkmaar
en
het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alkmaar (hierna: het college) aan verzoekster met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de bouw van 36 appartementen op het perceel, kadastraal bekend gemeente Alkmaar, sectie F, nummer 7067, plaatselijk bekend Wendelaarstraat/Kooimeerlaan 26 te Alkmaar.
Bij besluit van 2 maart 2005 heeft het college de daartegen door [wederpartij] e.a. gemaakte bezwaren deels gegrond en deels ongegrond verklaard en het besluit van 7 juli 2004 gehandhaafd, met dien verstande dat het alsnog een zogenoemde binnenplanse vrijstelling heeft verleend voor het aanbrengen van een plat dak in plaats van een kap en heeft bepaald dat 54 parkeerplaatsen dienen te worden gerealiseerd in plaats van 46.
Bij uitspraak van 8 juni 2005, verzonden op 9 juni 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Alkmaar (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [wederpartij] e.a. ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd, het college opgedragen een nieuwe beslissing op de gemaakte bezwaren te nemen en het besluit van 7 juli 2004 geschorst tot zes weken na de datum van verzending van die nieuwe beslissing.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer verzoekster bij brief van 5 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 5 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 juli 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.H.A. van der Grinten, advocaat te Amsterdam, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Blom, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn [wederpartij] e.a., vertegenwoordigd door mr. S. Hartog, advocaat te Alkmaar, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Verzoekster heeft de Voorzitter verzocht om de door de voorzieningenrechter getroffen voorlopige voorziening op te heffen, opdat zij gebruik kan maken van de op 7 juli 2004 aan haar verleende bouwvergunning.
2.2. De voorzieningenrechter heeft in de aangevallen uitspraak geoordeeld dat het besluit van 2 maart 2005 op een aantal punten gebreken vertoont en heeft om die reden dit besluit vernietigd. Daarbij gaat het onder meer om de ruimtelijke onderbouwing van het project, waarin volgens de voorzieningenrechter ten onrechte niet is ingegaan op onder meer de in het ter plaatse geldende bestemmingsplan opgenomen maximum bebouwingspercentage, en de volgens de voorzieningenrechter ingevolge artikel 2.5.30 van de gemeentelijke bouwverordening geldende eis dat in voldoende mate ruimte voor parkeren moet zijn aangebracht.
2.3. De Voorzitter sluit op voorhand niet uit dat de Afdeling in de bodemprocedure het oordeel van de voorzieningenrechter niet op alle punten zal onderschrijven. Er bestaat thans echter onvoldoende zekerheid dat de Afdeling tot de conclusie zal komen dat de voorzieningenrechter het besluit van 7 juli 2004 ten onrechte heeft vernietigd.
2.4. Nu het college de Voorzitter niet heeft verzocht om ter zake een voorlopige voorziening te treffen, is het gehouden om met inachtneming van de uitspraak van de voorzieningenrechter opnieuw op de tegen het besluit van 7 juli 2004 gemaakte bezwaren te beslissen. Ter zitting is gebleken dat thans daadwerkelijk een nieuwe ruimtelijke onderbouwing van het project en een nieuwe beslissing op bezwaar in voorbereiding is.
2.5. Onder deze omstandigheden en gelet op de betrokken belangen, ziet de Voorzitter onvoldoende aanleiding voor toewijzing van het verzoek.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.D. Boer, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Boer
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2005
201.